Ik weet niet wat het te betekenen heeft
dat ik zo treurig ben.
Een sprookje uit oude tijden
raakt maar niet uit mijn gedachten.
De lucht is koel en het wordt donker,
en rustig vloeit de Rijn langs.
De top van de berg glanst
in de stralen van de ondergaande zon.
De mooie jonkvrouw zit
daar boven, wonderbaar,
haar gouden juwelen flonkeren,
zij kamt haar gouden haar.
Zij kamt het met een gouden kam
en zingt daarbij haar lied.
Dat heeft een wonderlijke,
geweldige melodie.
De schipper in zijn bootje
wordt er weemoedig van.
Hij let niet op de scherpe rotswand,
hij kijkt steeds maar omhoog.
Tenslotte worden schipper en bootje
door de golven verzwolgen.
Dat heeft met haar gezang
de Loreley gedaan.